Taalontwikkelingstoornissen

Wat is een taalontwikkelingstoornis?
Een taalontwikkelingsstoornis is een stoornis in het leren van de moedertaal. Sommige kinderen zijn laat met het leren praten. Ze beginnen bijvoorbeeld pas op driejarige leeftijd met het praten in zinnen. Er is dan sprake van een vertraagde taalontwikkeling.
Bij andere kinderen verloopt de taalontwikkeling anders dan bij de meeste leeftijdgenootjes het geval is. Er zijn kinderen die goed begrijpen wat er gezegd wordt, maar moeite hebben met het verwoorden van hetgeen ze willen vertellen. Dan is er sprake van een afwijkende taalontwikkeling.

Oorzaken van vertraagde taalontwikkelingstoornis?
Vaak is er geen duidelijke oorzaak aan te geven en wordt verondersteld dat er ergens in het brein een minimale verstoring optreedt die met de huidige onderzoeksmethoden niet kan worden vastgelegd, ook niet met behulp van neurologisch onderzoek. Taal is ook een kwestie van aanleg. Zoals sommige mensen meer dan gemiddeld moeite hebben met bijvoorbeeld wiskunde, zo hebben anderen een zeer zwakke aanleg voor taal. De gebieden in de hersenen waarin de taalverwerking en taalplanning tot stand komen, kunnen anatomisch anders zijn of neurologisch niet optimaal functioneren. Dit is vaak erfelijk bepaald.
Enkele kenmerken van taalstoornissen kunnen zijn:
– weinig woorden kennen – moeite hebben om op een woord te komen – veel fouten in de zinnen maken – vaak niet begrijpen wat er verteld word.
Behandeling.
De logopedist onderzoekt uitgebreid de taal en de spraak van het kind. Daarbij wordt ondermeer gebruik gemaakt van gestandaardiseerde testen. Verder onderzoek en eventueel behandeling door een kinderarts of kno-arts kan nodig zijn. De logopedische behandeling is indirect en/of direct. Bij een indirecte therapie instrueert en begeleidt de logopedist de ouders of verzorgers in de manier waarop ze het kind tot spreken kunnen stimuleren. Bij de directe logopedische behandeling staat de wisselwerking tussen kind en logopedist centraal. De logopedist traint het taalbegrip en verbetert het luistergedrag; er wordt gewerkt aan de woordenschat, de zinsbouw en de uitspraak.

Ontwikkelingsdysfasie

Een dysfatische ontwikkeling is een neurologische spraaktaalontwikkelingsstoornis waarbij het kind meestal veel meer begrijpt dan het zelf kan zeggen. Uiteraard zijn er verschillende graden van ernst en wordt het beeld sterk gekleurd door de leeftijd. Een dysfatische ontwikkeling komt betrekkelijk vaak voor, ook de ernstige vormen zijn niet zeldzaam. In Nederland wordt bij dit beeld gesproken van een (specifieke) taalontwikkelings-stoornis ((S)-TOS). In de engelstalige literatuur van (specificdevelopmental language disorder, voorheen van specific language impairment (SLI) of van develop-mental dysphasia. In de DSM-5 wordt de term taal-stoornis (language disorder) gebruikt.

Belangrijke kenmerken van een onwikkelingsdysfasie zijn:

  1. Het begrip van de taal, of tenminste het nonverbale begrip, is duidelijk hoger van niveau dan de eigen taalexpressie.
  2. De dialoogspraak is moeilijker dan spontaan spreken door op-commandoproblemen.
  3. Er zijn vaak grote problemen met de vloeiendheid met name door woordvindingsproblemen en moeite om elementen uit een verhaal met elkaar te ver-binden (liaison des idées of discourse cohesion). Zo kan bijvoorbeeld het vertellen van een gebeurtenis zeer moeizaam verlopen.
  4. Meestal zijn er zinsbouw- en woordvormproblemen.

Naast de dysfatische ontwikkeling komen vaak andere ontwikkelingsstoornissen voor zoals complexe motorische problemen (dyspraxie DCD), autisme spectrum stoornissen (ASS) en aandachtstekort-stoornissen (ADHD). De spraaktaalstoornis kan zelf moeilijkheden geven in contact en aandacht en de eventueel bijkomende beelden ook verergeren. Het niet op leeftijd kunnen spreken gaat uiteraard ook remmend werken op de affectieve (gevoels-) en intellectuele (verstandelijke) ontwikkeling.
Behandeling.
Babbel-L zal in eerste instantie verifiëren of er wel sprake is van achterstand. Via taaltests kan een objectieve vergelijking met kinderen van dezelfde leeftijd worden gemaakt. Daarnaast wordt het probleem in kaart gebracht: wat is er precies achter of anders aan de taal? Bovendien dienen wij, als het kind werkelijk achter loopt, nog een andere vraag beantwoorden: staat de achterstand wel op zichzelf? Kinderen kunnen immers ook achterlopen omdat ze zintuiglijke problemen hebben (een gehoorstoornis die niet in de gehoortest als baby  naar boven kwam) of omdat ze een bredere leerbeperking hebben (een mentale handicap).